dinsdag, december 06, 2016

Peiling La Libre/RTBf (december 2016)

(bron afbeelding: Wikimedia Commons)

Vorige week brachten La Libre Belgique en de RTBf hun politieke peiling uit. Na de CETA-episode, met een rol op het voorplan voor Paul Magnette, is dit vooral in Franstalig België een interessant moment. Ook de troebelen rond de besparingen in de ziekteverzekering (en de aanvallen vanuit alle partijen op de minister van Sociale Zaken) waren prominent in het nieuws.

De algemene cijfers van de peiling geven een verrassende 18% aan de PTB in Wallonië. Dit zou toch wel "du jamais vu" zijn. Ook de sterke stijging van het Vlaams Belang -die al meerdere keren door peilingen voorspeld is- valt onder dezelfde categorie.

1. Cijfers peiling

Vlaanderen


Partij Peiling 2014
N-VA 26,30% 31,88%
CD&V 16,30% 20,48%
Vlaams Belang 12,30% 5,92%
sp.a 13,20% 13,99%
groen 12,70% 8,70%
openVLD 12,40% 14,15%
PVDA 4,20% 2,53%

De peiling geeft een "reserrement" in het midden. Vlaams Belang, groen, openVLD en sp.a zouden erg dicht bijeen zitten. In elk geval binnen de foutenmarge van 3,2%.

Wallonië
Partij Peiling 2014
PS 25,40% 30,90%
MR 23,10% 26,68%
cdH 9,40% 15,17%
Ecolo 9,20% 8,62%
PTB 18,40% 5,76%
PP 4,00% 4,60%
Défi 2,20% 2,90%

De PS wordt laag gehouden, op een kwart van de stemmen. De MR profiteert niet van de uitoefening van de macht, en erodeert een beetje. cdH krijgt een dreun van 6%, PTB schiet omhoog.

Brussel
Partij Peiling 2014
PS 20,40% 25,60%
MR 19,00% 21,90%
Défi 10,50% 10,80%
Ecolo 11,30% 10,50%
cdH 7,00% 9,40%
PTB/PVDA 9,60% 4,00%
N-VA 4% 2,60%
openVLD 2,80% 2,60%
PP 4% 2,80%
VB 2,40% 2,30%
sp.a 1,50% 2,00%
groen 2,50% 1,20%
CD&V 2,50% 1,90%

Hier eveneens een uitgesproken stijging voor de PTB (meer dan verdubbeling), samen op een zakdoek met de PTB/PVDA, Défi (ex-FDF) en Ecolo. Vooraan blijft de PS de MR nipt voor, maar is het verlies toch duidelijk (5%).

2. Zetels
De verhoudingen uit de peiling toegepast op de stemcijfers uit 2014 (regionale parlementen) geeft de volgende verhoudingen in zetels:

Franstalig België
Partij Kamer Zetels 2014 Verschil
PS 19 23 -4
MR 18 20 -2
cdH 5 9 -3
Ecolo 7 6 +1
PTB 12 2 10
PP 0 1 -1
Défi 2 2 0

De kanonscore van de PTB heeft natuurlijk gevolgen voor het zetelaantal. Hoe vreemd het ook klinkt, aan de huidige tendenzen kan de PTB best wel de grootste partij in Luik zijn. Na het overlijden van Michel Daerden haalde de PS in 2014 nog "slechts" 30% van de stemmen. Een doortrekken van de regionale tendens stelt dit bij naar net onder de 25%. Iets waar de PTB boven kan geraken. Let wel: "kan", want het lijkt toch moeilijk voor te stellen dat de radicale partij zou groeien van nog geen 8% tot boven het kwart. In dat geval is het 5 zetels PTB, 4 voor PS en MR (beiden 5 resp 4% verlies). Iedereen verliest in Luik een zetel aan de PTB. Ook de PP, die onder de kiesdrempel verdwijnt.

In Henegouwen blijft de afstand groot. De PS zou zelfs in slechte vorm nog een derde van de stemmen moeten halen, goed voor 7 zetels (-2). De PTB  (+3, 4 zetels) blijft nipt achter de MR (-1, 4 zetels), maar voor Ecolo (2 zetels, +1) of de cdH (1 zetel, -1).

In Namen, Waals-Brabant en Luxemburg haalt de PTB niets. In Brussel zijn twee zetels mogelijk, ten koste van PS en cdH.

Als deze tendens zich doorzet, zal het al dan niet aangaan van een coalitie met de PTB een politiek gespreksonderwerp worden in Franstalig België. 12 van de 63 zetels in de Kamer, het is "non négligeable". "Incontournable" zeker niet, maar toch... PS en cdH, mét Ecolo, halen in de Communauté  Wallonie-Bruxelles mogelijks geen meerderheid. Dit zou Wallonië  veroordelen tot een "GroKo" tussen PS en MR in geval van "cordon sanitaire" tegen de PTB. MR, cdH en Ecolo zouden de meerderheid niet halen in deze situatie.

Vlaanderen
Partij Kamer Verschil
N-VA 26 -7
CD&V 15 -3
Vlaams Belang 12 +9
sp.a 12 -1
groen 10 4
openVLD 11 -3
PVDA 1 1




N-VA houdt beter stand dan bij vorige enquêtes . De kloof met CD&V blijft groot. Groen wint in stemmen, maar minder in zetels.  In Antwerpen is er bijvoorbeeld 0,28% te kort (tegenover de achtste zetel van N-VA). sp.a verliest een zetel (0,33% te kort), de PVDA heeft dan weer 0,46% te kort om de laatste zetel van het VB over te nemen. Dit toont ook weer aan dat het spel van de zetels niet veel te maken heeft met absolute percentages, maar vooral met de relatieve positie in elke kieskring. Gezien de foutenmarge van de peiling is die hier dus met zeer veel voorzichtigheid te lezen. De slokop is Vlaams Belang, dat in alle provincies zetels wint (1 in Vlaams-Brabant, 2 elders).

Vlaams Parlement
Partij Vlaams Parlement Verschil
N-VA 33 -9
CD&V 20 -6
Vlaams Belang 15 9
sp.a 16 -1
groen 15 6
openVLD 16 -1
PVDA 2 2
UF 1 0

Hier wijken de tendenzen niet af van die voor de Kamer. Het verschil tussen groen en sp.a is kleiner, gezien het grotere aantal te verdelen zetels. Behalve in West-Vlaanderen (1,2% te kort) haalt groen telkens vlot een zetel meer dan voor de Kamer. sp.a verliest alweer een zetel in Antwerpen (0,8% te kort).

3. Conclusie
De situatie wordt vooral moeilijker in Franstalig België. Een coalitie zonder N-VA, VB en PVDA (samen 39 zetels op 87) is mogelijk in Vlaanderen voor de Kamer, maar vereist de inzet van de drie traditionele partijen plus groen. In het Vlaams Parlement (de zes Brusselse zetels buiten beschouwing gelaten) zijn minstens drie partijen nodig voor de meerderheid. De regeringspartijen verliezen 16 zetels op 118 (14%). Een tripartite heeft geen meerderheid (52/118). Met groen erbij wel (67/118). N-VA en VB samen staan ver van een separatistische meerderheid (48/118).

Een klassieke tripartite heeft nog een nipte meerderheid in de Kamer (80/150). Dit ligt onder andere aan het zwakke resultaat van de Franstalige traditionele partijen. Samen verliezen ze tien (!) van de 63  Franstalige zetels. MR, cdH en Ecolo halen slechts 30/63. Enkel met Défi erbij (met vier partijen) is er een (nipte) meerderheid van één zetel (32/63).

Radicaal links (+11) en extreem-rechts (+9) zijn de winnaars van de peiling, ten koste van de traditionele partijen (-17) en de N-VA (-7). De groene winst in Vlaanderen en Henegouwen (+5) en de exit van de PP (-1) vervolledigen het totaal.

zondag, november 27, 2016

CONFERENCE: "Permanent neutrality or permanent insecurity ? Obligation and self-interest in the defense of Belgian neutrality" [International Law in the Long Nineteenth Century (c. 1775-1914). From the Public Law of Europe to Global International Law] (Leuven: KULeuven, 24-25 Nov 2016)

(image source: KUL)

I presented a paper entitled "Permanent neutrality or permanent insecurity ? Obligation and self-interest in the defense of Belgian neutrality" at the conference International Law in the Long Nineteenth Century (c. 1775-1914): From the Public Law of Europe to Global International Law, organized by the Research Unit for Roman Law and Legal History (R. Lesaffer/I. Van Hulle) at the KULeuven.

Paper abstract:
The Congress of Vienna is seen as a turning point in many late 19th-century textbooks of international law. Among its institutional realizations, the instauration of permanent neutrality, announcing the banishment of war from the dictionary of civilization, seems to stand out. Even if this institution corresponded to a voluntary practice in the Swiss case, it was a novelty applied to the United Kingdom of the Netherlands, a sui generis extension of William VI of Orange’s sovereignty over the former Dutch Republic. The guarantee of the Great Powers’ invisible hand, coupled with a system of infant global governance, would have banned war from statesmen’s dictionaries. The self-declared disinterested engagement of the Great Powers at the Conference of London in 1830-1831 automatically implied the transmission of the “reciprocal” obligations of neutrality onto the new Belgian state. Belgium’s pioneering role in international law at the end of the nineteenth century would have been a logical consequence of its neutrality, aloof from the evils of Ancien Régime geopolitics. Neutrality conferred a higher moral status to the independent liberal state on the former battleground of Europe, just as the liberal character of its 1831 constitution created sympathy abroad.
I plead for a more critical historical assessment than the above-mentioned narrative. In the interplay between issues of contemporary international law and genealogical attempts to prove historical relevance, differences matter as much as resemblances do. Recent studies on the Vienna Congress downplay the institutional achievements of the negotiations in Vienna. Doctrinal classics do not show a watershed with regards to 18th century modes of reasoning.  Kluber even estimated that the changes in the positive law of nations between 1789 and 1815 did not justify a major overhaul of traditional intellectual categories. Compulsory neutrality, introduced in 1815, transmitted in 1831 and confirmed in 1839, was just one out of multiple tools to guarantee “le repos de tous.” Its symbolical and discursive value was mostly superficial. Neutrality was first seen as a potential economic advantage, but foremost as a fragile and threatened mode of existence.
The relative calm Franco-British relationship under Louis-Philippe (1830-1848) helped to consolidate the country’s independence. One could argue that the July Monarchy desperately intervened to prevent a reunion with its newly independent northern neighbor. The revisionary and expansive views of Napoleon III (1849-1870) consisted a frontal attack on international order as created in Vienna. Even after the French defeat of 1870-1871, this fear was reignited. Confronted to the geopolitical upheaval on the Balkans, in the Middle East or in the tensions between Bismarck’s Germany and the French Third Republic.
Precisely in this late 19th century-context, wherein the Vienna settlement became part of history and was increasingly perceived as a turning point, the Revue de droit international et de legislation comparée, the public writings of Ernest Nys (ULB) or Edouard Descamps (Louvain), Leopold II’s advisers, presented the country’s neutral status as one of the main achievements of international law and implicitly as a proof of Belgium’s fitness to execute a mission of civilization in Africa. In a continuous geopolitical context of contiguity to France, Britain and the German space, only the option of a sovereign country under international protection could ensure la fusion des races, corresponding to social necessity.Neutrality did not consist in a unilateral renunciation of armed force to solve disputes, but rather in the early modern idea of medius in bello (Grotius, Bynkershoek). Neutrality ended at the first shot in a new armed conflict. “Permanent” neutrality implied balancing an outside factor –the willingness of the guarantors to intervene- against an internal factor, namely the capacity to defend oneself and make use of the natural right of self-defense. Although the latter pertained to the obligations of neutrality, it also activated the eternal debate between the constitutive and declaratory nature of international recognition, or between the hierarchy between international and constitutional law. In the words of Louis Arendt, director of political affairs at the Foreign Ministry: “La neutralité perpétuelle est non pas une condition essentielle, mais seulement une modalité de l’existence nationale. Chaque fois qu’il y aura conflit entre le droit de conservation et le devoir de neutralité, le droit doit l’emporter sur le devoir”. By the end of the 19th century, Belgian doctrine officially advocated the primacy of national sovereignty over diplomacy. Newspapers ironized that neutrality did not apply when overseas markets were to be conquered. In practice, the veil of secrecy covered manifold attempts to wrestle assurances from the great powers that they would cling to the obligations undertaken in 1839.


Acta will appear as a collective volume in the Studies in the History of International Law (SHIL) series (ed. R. Lesaffer) with Brill.

dinsdag, november 22, 2016

COMMENTAAR: Circus Sarkozy gaat dicht, meester Fillon neemt over (De Morgen, 22 november 2016)


Ik schreef een commentaarstuk voor de krant De Morgen over de recente politieke ontwikkelingen in Frankrijk.

De tekst kan hier worden gelezen.
Zie ook vermelding op de Volkskrant-blog.

woensdag, november 02, 2016

BOOK: Luis RIBOT & José María IÑURRITEGUI (eds.), Europa y los tratados de reparto de la Monarquía de España, 1668-1700. Madrid: Biblioteca Nueva [Historia, ed. Juan Pablo FUSI], 2016, 338 p. ISBN 9788416647583, € 25


Next week on Friday (11 November), the book Europa y los tratados de reparto de la Monarquía de España, 1668-1700 (ed. L. Ribot & J.M. Iñurritegui) will be presented in Madrid. This work in Spanish collects articles from several scholars on these epochal treaties.

Table of contents:

  • Introducción (José María Iñurritegui)
  • Los tratados de reparto de la Monarquía de España. Entre los derechos hereditarios y el equilibrio europeo (Luis Ribot) (29-54)
  • Del Contrato al Tratado. La Transformación Legal de la Sucesión Española (1659-1713) (Frederik Dhondt) (55-78)
  • El reparto del imperio español: La imposible búsqueda del equilibrio europeo (Lucien Bély) (79-92)
  • Embajadores, negociaciones e "intereses de Estado": Teorías y prácticas (1668-1714) (Daniela Frigo) (93-124)
  • Las negociaciones anglo-francesas sobre los tratados de reparto de España (1698-1700): Una reevaluación (David Onnekink) (125-146)
  • Pérdida de España: Ciencia de reparticiones y crisis de soberanía (José María Iñurritegui) (147-172)
  • Leopoldo I: La Política imperial, los derechos dinásticos y la sucesión española (Christoph Kampmann) (173-194)
  • "Dentro de la misma España, en esta misma península". Discurso y auto-representación en Portugal a propósito de la sucesión de Carlos II (David Martín Marcos) (195-216)
  • Los tratados de reparto, la revolución de la política exterior inglesa y el caso de Saboya (Christopher Storrs) (217-246)
  • Guerra y alianzas en la lucha por la hegemonía europea durante la segunda mitad del siglo XVII. El papel de España (Antonio José Rodríguez Hernández) (247-276)
The volume also contains a publication of sources:
  • Estudio Introductorio de los tratados de reparto de la Monarquía de España (Julio Arroyo Vozmediano) (279-290)
  • Primer tratado de reparto, 19 de enero de 1668 (291-300)
  • Segundo tratado de reparto, 11 de octubre de 1698 (301-316)
  • Tercer tratado de reparto, 3 de marzo de 1700 (317-338)
The work is available for € 25. See publisher's website.

dinsdag, oktober 11, 2016

Peiling VRT/De Standaard (oktober 2016)

(bron afbeelding: Wikimedia Commons)

Gisteren brachten de Standaard en de VRT hun politieke peiling uit. Een enquête die met bijzondere aandacht gelezen wordt, gelet op de confrontatie tussen CD&V en de andere partijen in de coalitie.

Het is vervelend een "halve" peiling als deze te interpreteren, aangezien de cijfers uit het Zuiden van het land niet in rekening worden genomen.

Voor wat ze waard zijn, geef ik nog even mijn berekeningen mee.

1. Cijfers peiling

Vlaanderen

PartijPeiling2014
N-VA27,8%31,88%
CD&V16,8%20,48%
Vlaams Belang8,1%5,92%
sp.a15,8%13,99%
groen13,3%8,70%
openVLD13,6%14,15%
PVDA3,4%2,53%

CD&V wordt laag gezet, nek aan nek met sp.a, maar dat gebeurt in andere enquêtes ook. De winst voor Vlaams Belang en PVDA wordt afgetopt. Opvallend is natuurlijk de enorme winst voor groen (+4,5% tegenover de verkiezingen van 2,5 jaar geleden).

2. Zetels
De verhoudingen uit de peiling toegepast op de stemcijfers uit 2014 (regionale parlementen) geeft de volgende verhoudingen in zetels:



KamerVerschil
N-VA27-6
CD&V15-3
Vlaams Belang7+4
sp.a14+1
groen12+6
openVLD11-3
PVDA1+1

N-VA houdt hier beter stand dan in de voorgaande enquêtes (zetelverlies in Limburg (-1), Vlaams-Brabant (-1), West-Vlaanderen (-2, heel nipt, laatste zetel in balans met CD&V) en Antwerpen (-3). Oost-Vlaanderen is stabiel. CD&V betaalt het gelag van het groene succes: -1 in Oost-Vlaanderen, -1 in Vlaams-Brabant en ook in Limburg (nipt, in balans met laatste zetel sp.a). openVLD blijft op het resultaat van de vorige peiling (1 zetel kwijt in Limburg, Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen).

De groene oppositie pikt maar liefst zes extra zetels op (+2 in Antwerpen, +1 in Oost-Vlaanderen, +1 in West-Vlaanderen, +1 in Vlaams-Brabant, +1 in Limburg), en wordt daarmee groter dan de openVLD. sp.a kan een zetel winnen in Limburg (ten koste van CD&V). De PVDA haalt -zoals in de andere peilingen- de kiesdrempel in Antwerpen (5,211%).

Het Vlaams Belang, tenslotte, groeit veel minder (stabiel in Antwerpen, +1 in Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en Limburg).


VP
N-VA37-6
CD&V23-3
Vlaams Belang8+2
sp.a18+2
groen14+5
openVLD16-1
PVDA1
+1
UF                                  1              =

Voor het Vlaams Parlement zijn de uitkomsten anders, omdat er meer zetels te verdelen zijn, wat in het voordeel van grotere partijen speelt. Wie om mathematische redenen (net de laatste zetel gemist) in de Kamer iets verliest, heeft dat (met een groter aantal zetels) vaak niet voor het Vlaams Parlement.

Voor het Vlaams Parlement verliest N-VA een zetel in Oost-Vlaanderen en twee in Vlaams-Brabant. Het verlies is drie zetels in Antwerpen.  CD&V blijft stabiel in Oost-Vlaanderen, maar verliest in West-Vlaanderen (-1), Antwerpen (-1) en Vlaams-Brabant (-1). openVLD blijft stabiel in Antwerpen, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant, maar verliest een zetel in Oost-Vlaanderen.

Groen wint twee zetels in Antwerpen, en telkens een zetel in Oost- en West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. sp.a wint een zetel in Antwerpen en Vlaams-Brabant. PVDA wint ook hier een zetel in Antwerpen.

Het Vlaams Belang blijft stabiel in Oost- en West-Vlanderen, wint een zetel in Vlaams-Brabant en in Antwerpen.

In de provincie Limburg blijven alle partijen stabiel. De zes Brusselse Vlamingen (in 2014: 2 zetels voor openVLD, 1 zetel voor de andere partijen m.u.v. het Vlaams Belang) zitten hier niet bij.

3. Conclusie
Op federaal vlak is het moeilijk hier consequenties uit te trekken. Binnen de Nederlandse taalgroep behoudt de federale coalitie haar meerderheid (54/87). Een N-VA-VLD-groen alternatief (50/87) heeft evenwel ook een meerderheid. Een olijfboom (41/87) heeft die niet.

Op Vlaams vlak houdt de huidige coalitie haar meerderheid (76/118). Een olijfboomcoalitie (56/118) komt nog vier zetels te kort, een tripartite haalt slechts 57/118, of drie zetels te weinig. Een N-VA-VLD-groen-meerderheid is ook hier mogelijk (67/118).

The 1698 partition treaty of the Spanish monarchy at its 318th anniversary

(Tallard, source: Wikimedia Commons)

At the occasion of the 318th anniversary of the partition treaties concluded between Louis XIV and William III (King of England, stadholder in the United Provinces), time to enlighten the reader on this essential episode of early modern diplomacy.

The partition treaties of the Spanish Succession, concluded in The Hague on 11 October 1698 (22 CTS 1698) and 25 March 1700 (13 CTS 145), are the perfect example of diplomatic alternatives to war. Although these documents were never executed, they contained the blueprint of a political solution for the problem of the Spanish Succession, which kept Europe in suspense from 1659 to 1715. The treaties illustrate the ambiguous nature of French foreign policy under Louis XIV (1638-1715). In John C. Rule’s words: “Napoleon dictated, Louis negotiated.” Diplomacy was not the mere handmaiden of the military, but an instrument in its own right. The partition treaties were elaborated under the aegis of Jean-Baptiste Colbert de Torcy (1665-1746), Louis XIV’s last secretary of state for foreign affairs. The works of Arsène Legrelle (1834-1899) rehabilitated this colossal diplomatic undertaking as a masterwork of statecraft.

(image source: Wikimedia Commons; the territories in green are those controlled by the Spanish monarchy at Charles II's decease: the Spanish kingdoms, Naples, Sicily, Sardinia, the Duchy of Milan, the Southern Netherlands; off the map: the Spanish colonies in America and Asia)

France, England and the United Provinces divide the Spanish inheritance
The question of the succession of Spain’s last Habsburg King Charles II « The Bewitched » (1661-1700) kept Europe in suspense for most of the latter half of the 17th century. Connected to both the House of Bourbon and the junior branch of the House of Habsburg in Vienna, the fate of Charles II’s composite dominions could make the balance tilt decisively in favour of either of both powers. The quarrel between France and Habsburg on Charles’s succession is expressed in a number of legal documents, stretching from 1659 (the marriage of Louis XIV and the Spanish Infanta Maria Teresa (1638-1683)) to 1725 (final reconciliation between the French and Habsburg candidates) and caused a European war of more than a decade, the War of the Spanish Succession (1702-1714).

(Charles II of Spain on the Grand Place in Brussels; This photo is courtesy of TripAdvisor)

The bipolar nature of the quarrel between French and Austrians was real. Competing factions at Charles II’s court fought for the monarch’s favor in drafting his last will. After his decease in October 1700, an armed struggle was inevitable to decide on an actual partition. However, this logic of confrontation, embodied in battles as Blenheim (1704), Ramillies (1706) or Oudenarde (1708) was paralleled by diplomatic approaches to divide the Spanish inheritance.

(Leopold I of the Holy Roman Empire; Source: Wikimedia Commons)

Louis XIV and Emperor Leopold I (1640-1705), both married to a daughter of Philip IV (1605-1665), Charles II’s predecessor, concluded a first secret partition treaty on 18 January 1668. Maria Teresa, Louis XIV’s queen, had renounced her rights to the Spanish throne before marrying him. French diplomats contested the renunciation’s validity, but their arguments were not founded in public law. In the midst of the conflict between France and Spain on the fate of the Spanish Netherlands, and for Austria at a time here the rivalry with the Ottoman Empire necessitated a scaling down of geopolitical ambitions. The agreement foresaw the attribution of the Spanish Netherlands to France.

(Maria Teresa of Spain, Queen of France; source: Wikimedia Commons)

Thirty years later, the political context had changed fundamentally. The recovery of the major part of Hungary and a successful thrust into the Balkans under Eugene of Savoy (1663-1736) had reinvigorated the Emperor’s position. Leopold I considered he could claim the whole of the Spanish monarchy for one of his sons, archduke Charles. This unilateralist vision found support in both the testament of Philip IV and the ensuing testaments of Charles II. Both monarchs put the unity of the Spanish dominions as a cornerstone of their reasoning.

(the Battle of Zenta, 11 september 1697, whereby Eugene of Savoy beat the Ottoman Army; Source: German Historical Documents)

France, had a double approach. On the one hand, it tried to bargain an agreement on the Spanish Succession with an external player. William III, King of Great Britain and stadholder in the United Provinces (1650-1702), held the balance between France and Habsburg. Without Imperial participation, Louis XIV negotiated a partition of the Spanish monarchy through his ambassador in London, Tallard. The starting point of William’s reasoning was that the Treaty of Riswick (signed on 20 September 1697, 21 CTS 347), which brought an end to the Nine Years’ War (1688-1697), was in itself insufficient to guarantee stability in Europe. The quarrel between France and Austria on the Spanish succession was well known, as were the legal arguments on both side. William assured Louis XVI’s ambassador Tallard that “this quarrel would not be resolved by lawyers, and that it might be feared that one would need to fight by the sword to decide it” (Tallard to Louis XIV, 8 Apr 1698).

(Max II Emanuel of Bavaria, governor-general of the Spanish Netherlands and Elector, source: Wikimedia Commons)

This agreement foresaw in a three-way split of the Spanish monarchy. Leopold I had wed the infanta Margarita Teresa (1651-1673), half-sister of Louis XIV’s wife Maria Teresa. The daughter from the latter marriage, Maria Antonia (1669-1692) had espoused Maximilian II Emanuel, Elector of Bavaria and governor-general of the Spanish Netherlands since 1691 (1662-1726). Maria Antonia had renounced her rights to the Spanish throne before her marriage to Max Emanuel, but this was not an obstacle for William III. Their offspring could occupy a middle position between the houses of Bourbon and Habsburg. Joseph Ferdinand of Bavaria was thus the ideal general heir of the Spanish monarchy. The Dauphin (Louis XIV’s eldest son, born in 1662) and archduke Charles of Habsburg (Leopold I’s second son, born in 1685) would then become specific heirs and only receive parts of the Spanish possessions as an exception to the general rule (Louis XIV to Tallard, 24 Jul 1698). Joseph Ferdinand would rule in Spain and the colonies, as well as in the Spanish Netherlands. France and Austria could then divide the Italian possessions. Milan would go to archduke Charles of Austria (art. 7), the Kingdoms of Naples and Sicily, as well as the Tuscan presidia to the Dauphin (art. 6), Louis XIV’s sole surviving legitimate son. Yet, Joseph Ferdinand (1692-1699), Max Emanuel’s son, deceased in Brussels at the age of six on 9 February 1698, rendering the partition treaty inoperable.


(Emperor Charles VI, pretender to the Spanish throne as archduke, 1700-1713)

This three-way split corresponded to a long conversation in European diplomacy. The fate of the Spanish Netherlands had been uncertain since the sixteenth century. On the one hand, these dominions were the heartland of the Burgundian inheritance of Emperor Charles V (1500-1555). On the other hand, the distance between Spain, its Italian possessions and the Southern Netherlands caused geopolitical and economic woes. The Dutch Republic, invaded by France in 1672 and nearly wiped out at that occasion, was in need of military reassurance at its southern border. Two distinct possibilities were envisaged: either, on the one hand a new dynasty, interested in defending these territories with all available means, or, on the other hand, the right for the Dutch army to use the Spanish Netherlands as a bulwark. Philip II (1527-1598) had appointed his daughter Isabella Claria Eugenia (1566-1633) and her husband Albert of Habsburg (1559-1621) as sovereigns. Yet, their childless marriage could not provide a second Spanish Habsburg branch in Brussels. Joseph Ferdinand was buried near these illustrious predecessors.

(Johan De Witt; source: Wikimedia Commons)

During the War of Devolution (1667-1668), talks had been going on between Louis XIV and the Dutch pensionary Johan De Witt (1625-1672), drawing on an earlier design by Richelieu and Mazarin to create an independent ‘corps de république’ of cantons, allied to Holland. Another solution would have been an outright partition between France and Holland, as proposed by Richelieu. After the Peace of Riswick, William III obtained the concession from Max Emanuel to place Dutch garrisons in several fortified places in the South (January 1698). These “Barrier” fortresses should slow down or stop French invasion. The option for Joseph Ferdinand of Bavaria was thus in reality a new opportunity to install a new sovereign prince in a region at the crossroads of European armies. Whereas Leopold I had promised the Spanish Netherlands to France in January 1668, the ensuing invasion of Holland in 1672 had made a similar cession impossible.

(Charles II "the bewitched"; Source: Wikimedia Commons)

Spanish reaction
In Madrid, Charles II reacted to this diplomatic scheme by appointing Joseph Ferdinand as his role heir in November 1698. The conflict between two norms had by then become evident. On the one hand, domestic public law pleaded for the unity of the Spanish possessions. On the other hand, international balances required a partition. Whereas William III had presented the partition negotiations as a political over a legal solution, modern international lawyers would rather see this as the primacy of international arrangements and collective security over domestic norms. Throughout the negotiations, diplomat emphasized the higher interest of Europe (art. 2), which required preventive measures (art. 3). The Spanish monarchy could never be allowed to fall into the hands of a single major power. If domestic laws of succession did not provide for a solution, international agreements ought to. Art. 13 of the treaty foresaw an automatic alliance among the contracting parties in case one of them did not respect the agreement.

(The Duchy of Milan, of major geostrategic importance between France, Austria and Savoy; source: Wikimedia Commons)

1700
A year later, Louis XIV and William III operated a two-way split, which was of course harder to negotiate and to impose. The Spanish monarchy had an impact on four theatres: the Spanish Netherlands (on France’s Northern border), Italy (on France’s South-eastern border, and traditionally claimed by the Holy Roman Empire), Spain (on France’s South-western border) and the colonies overseas (where French interests clashed with those of the maritime powers. Picking Joseph Ferdinand of Bavaria had the advantage that neither France nor Austria could acquire a preponderant influence on the continent.  Neither the Emperor nor Bavaria would have been able to pursue their ambitions against France without William III’s support.

(Philip IV, last Habsburg King of Spain to have had legitimate descent; Source: Wikimedia Commons)

The new situation in 1699 was quite different.  A two-way split became inevitable. This entailed the risk that either France or Austria would feel clearly disadvantaged at the outcome. Nevertheless, “for the common good of Christianity”, negotiations were reset. The Bavarian solution was ruled out and Louis XIV affirmed his belief that any solution whereby his power would largely surpass that of the house of Austria, would be inacceptable to Europe (Louis XIV to Tallard, 13 Feb 1699). With Joseph Ferdinand’s decease, Max Emanuel lost his sole valid legal title on the Spanish inheritance. His first wife Maria Antonia had died eight years earlier. Diplomatic solutions could not work without at least a legitimate descent from Philip IV. The Spanish population, as Louis XIV feared, would never acquiesce in such an outcome.

The French envisaged exchanges of Milan with either the dukes of Savoy or Lorraine. Both territories were immediately adjacent to France and had been a long coveted object. Lorraine had been the object of French occupation during international conflicts. Savoy had resisted both Imperial and French claims, and held a supplementary claim on the Spanish throne. The Franche-Comté, another Spanish enclave, had already been annexed at the Peace of Nimwegen (11 Sep 1678, 14 CTS 437).

(the Grand Dauphin; Source: Wikimedia Commons)

The 1700 partition treaty allotted the Duchy of Milan, the Kingdoms of Naples and Sicily to the Dauphin (art. 4), with the Tuscan presidia, the marquisate of Finale and the province of Guipuzcoa (including the towns of Fontarabia and San Sebastian). The treaty equally foresaw in the possibility of an exchange of the Duchy of Milan for those of Lorraine and Bar. Charles of Habsburg replaced Joseph Ferdinand of Bavaria as general heir. The crowns of Spain (art. 6) would be his, just as the colonies and the Spanish Netherlands. This attributed the main parts of the Spanish succession to Austria, save for the coveted Italian territories.  The Emperor had a term of three months to adhere to the settlement (art. 7).

(Declaration of War by the Emperor, source: Europeana/Österreichische Nationalbibliothek)

William Roosen has described the run-up to the actual declarations of war (5 May 1702 for the Empire) as a playing ground for toddlers. Once the external observer turns his back, the crowd is involved in a bitter fight, whereby none of the participants can remember the exact cause. The legitimacy of the partition treaties could of course be questioned from the Spanish point of view. Conformably to the testament of Philip IV, Charles II reiterated his wish to keep the lands he inherited, united. This was a geopolitical phantasy, and untenable in view of the existing balance of power between France and Austria. Moreover, the Maritime Powers (Britain and the Dutch Republic) had a more than accessory interest in the Spanish colonies overseas. A deal would have needed to involve them as well, besides the original pretenders.

(Philip of Anjou as Philip V of Spain; source: Wikimedia Commons)

The King is dead...
At Charles II’s decease on 30 October 1700, a courier left Madrid for Versailles, in order to present Charles II’s last will for acceptance. The Spanish monarch had decided to appoint first Louis XIV’s second grandson, the Duke of Anjou (1683-1746). In case Philip would inherit the crown of France, his younger brother, the Duke of Berry would replace him (1686-1714). If France declined, then the courier had to move on to Vienna, to archduke Charles. Finally, in case the latter declined as well, to Torino, to request Duke Victor Amadeus of Savoy (1666-1732). The house of Savoy held a claim on the Spanish monarchy, on the basis of the marriage between Philip II’s daughter Catharina Michaela (1567-1597) to Duke Charles Emmanuel I of Savoy (1580-1630).

(Cardinal Portocarrero of Toledo; Source: Wikimedia Commons)

In parallel with the succession treaties, Louis XIV used the French diplomatic network to obtain a favorable Spanish testament. Marie-Françoise Maquart’s thesis has demonstrated how the Spanish Grandes opted for the unity of the composite monarchy, and preferred the French over the Austrian candidate. Cardinal Luis Manuel Fernández de Portocarrero, Archbishop of Toledo (1635-1709) convinced the suffering sovereign to opt for the French cause. From June to 2 October, date of the royal signature of the testament, Charles was tossed around between both parties at court. Pope Innocent XIII (1615-1700)’s opinion was asked for. The Pontiff advised to keep the Spanish possessions united, and thus ignore the partition treaties. His preference went to a French candidate.

Louis XIV decided to tear up the partition treaties, and execute the Spanish will. This decision was not taken lightly, as the Conseil d’en haut deliberated twice on the subject, on 9 and 10 November 1700. Torcy was opposed to a declaration of war, as transpires from secondary sources. The Dauphin, by contrast, would have insisted on his second son Philip’s rights. Louis, Duke of Burgundy (1683-1711) was set to become King of France. Depriving Philip of a crown outside France would reduce disproportionately. Counsellors as Vauban (1633-1707) or Chamlay (1650-1719) advised Louis XIV not to rely too much on William III’s guaranty. It was unlikely that the Dutch or British would intervene against an Austrian candidate installed on the throne in Madrid. If a war had to be fought in order to reach a new partition, France would be better off fighting it outside its own borders, in the Spanish Netherlands or with Spain on its side. Colonial revenues were a non-negligible argument in the trade-off.

The Bourbons take Spain
Consequently, Philip of Anjou left Versailles for Madrid on 4 Dec 1700. His rule would last over four decades. Yet, the War of the Spanish Succession led to the Spanish-perceived ‘loss’ of Flanders and Italy. In between campaigns, French diplomats tried to strike a deal with either the United Provinces or Great Britain. William III’s decease on 8 Mar 1702 had ended the personal union between both Maritime Powers. Their conflicting geopolitical interests were points of connection for France. Dividing the Spanish inheritance was not incompatible with the objectives enshrined in the Treaty of the Great Alliance concluded at The Hague in September 1701 between the Emperor and the Maritime Powers (24 CTS 11).

(Nicolas Mesnager, French negotiatior; Source: Wikimedia Commons)

Charles of Habsburg was promised nothing more than an aequa et rationi conveniens satisfactio ("equitable and reasonable satisfaction"). At the decease of his elder brother Joseph I (1678-1711), who had succeeded his father as Emperor in 1705, Charles was crowned Emperor (22 Dec 1711). Under these circumstances, his claim to the whole of the Spanish inheritance could never materialize. This led Britain to leave the Grand Alliance, and settle for preliminaries of peace with France (8 Oct 1711). These bilateral agreements were the successor to the Partition Treaties, and formed the blueprint for the Peace Treaties of Utrecht (11 Apr 1713, 27 CTS 475), Rastatt (6 Mar 1714, 29 CTS 1) and Baden (7 Sep 1714, 29 CTS 141).

zaterdag, oktober 01, 2016

SEMINAR: "Jan-Jozef Raepsaet (1750-1832)'s conservative view of constitutional monarchy" [From the People to the Public. The significance of public opinion, press and propaganda in 1750-1850] (Leuven: KULeuven, 30 SEP 2016)

(image source: KUL)

I presented a paper on the Flemish conservative lawyer and activist Jan-Jozef Raepsaet, a major figure of the end of the Old Regime, the French revolutionary period and the United Kingdom of the Netherlands, at the occasion of the workshop From the People to the Public. The significance of public opinion, press and propaganda in 1750-1850, organised at the Dutch college in Leuven.

A revised version of my contribution appeared in the collective volume Reconsidering Constitutional Formation II: Decisive Constitutional Normativity. From Old Liberties to New Precedence (series Studies in the History of Law and Justice, Springer) in open access.

zaterdag, september 17, 2016

CONFERENCE: "Europe under Construction: the Peace of Utrecht and its Legal Consolidation (1713-1740)" [ Imag(in)ing Europe. Perspectives on a Contested Continent, 800-2000] (Utrecht: Utrecht University, 14-16 SEP 2016)

(image source: Zaalverhuur7)

I presented a paper with the title "Europe under Construction: the Peace of Utrecht and its Legal Consolidation (1713-1740)" at the conference  Imag(in)ing Europe. Perspectives on a Contested Continent, 800-2000, organised by Utrecht University, University College London and Göttingen University.

More information here.

maandag, augustus 29, 2016

INTERVIEW: Franse primaires in De Morgen (29 aug 2016)


Ik werd vandaag geïnterviewd over de primaires in Frankrijk, naar aanleiding van de zomerse polemieken die de start van de campagne bij Les Républicains inluiden.

De volledige tekst van het onderhoud met Maarten Rabaey kan hier worden geconsulteerd. Het artikel noemt me ietwat flattend "hoogleraar" (een rang die niet de mijne is, ik ben docent, en titularis van de cursus "Inleiding tot de Voornaamste Moderne Staten", waaronder uiteraard ook Frankrijk).

dinsdag, augustus 16, 2016

PRE-ORDER: Serge DAUCHY, Georges MARTYN, Anthony MUSSON, Heikki PIHLAJAMÄKI and Alain WIJFFELS (eds.), The Formation and Transmission of Western Legal Culture. 150 Books that made the Law in the Age of Printing [Studies in the History of Law and Justice; 7]. Heidelberg/New York: Springer, 2016, XVII + 523 p. ISBN 978-3-319-45564-8. € 297,84

 (image source: Springer)

Springer announced the publication of the long awaited The Formation and Transmission of Western Legal Culture. 150 Books that made the Law in the Age of Printing. Your humble servant composed the entry on Emer de Vattel's Le droit des gens ou principes de la loi naturelle appliqués à la conduite & aux affaires des Nations & des Souverains (1757).

This invaluable work of reference can be pre-ordered as of now.

More information on the Springer website.

vrijdag, juli 22, 2016

PRE-ORDER Books on the Belgian-Dutch 1815 Constitution and on Legal argumentation and Diplomacy

(image source: Wikimedia Commons)

In the Fall, two collective books with papers by your humble servant will come out:

1. A. ALEN, D. HEIRBAUT, A. W. HERINGA & M. C. J. ROTTEVEEL MANSVELD (eds.). De Grondwet van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van 1815. Staatkundige en historische beschouwingen uit België en Nederland. Den Haag/Brugge: Boom Juridische Uitgevers/Die Keure, 2016, 258 p. ISBN 9789462901810, € 49.


My contribution "Bij uitsluiting aan den Souverein, zonder eenige de minste ruggenspraak ?’ Soevereiniteit, grondwet en volkenrecht, van Verenigd Koninkrijk der Nederlanden tot Koninkrijk België" is an analysis of the discussions on the competence for foreign powers within the 1815 constitutional committee. It shelds light on checks on monarchical power, and on the link between Southern ("Belgian") conservative criticism on William I and later, Northern, liberal criticism of the same provision in the 1815 Constitution.

The book contains contributions by renowned experts on constitutional law and political history (A. Alen, A.W. Heringa, F. Stevens, E. Witte, R. Aerts... full list of speakers here) and will be an invaluable addition to any bookshelf.

The work can be pre-ordered for € 49 with Boom Juridische Uitgevers (here).

Update 6 March 2019: this book has been accepted for inclusion in the VABB database.

2. N. DROCOURT & E. SCHNAKENBOURG (dir.). Thémis en diplomatie : l’argument juridique dans les relations internationales de l’antiquité tardive à la fin du XVIIIe siècle [Collection "Histoire", ISSN 1255-2364]. Rennes: Presses universitaires de Rennes, 2016.

My paper "Équilibre et hiérarchie : l’argument juridique dans la diplomatie française et anglaise après la Paix d’Utrecht" (pp. 67-83) is presented as follows:
The Peace Treaties of Utrecht, Rastatt and Baden (1713-1715) marked the end of a century of bloodshed caused by wars among European monarchs. The exceptional period of stability from the War of the Spanish Succession to the War of the Austrian Succession (1740-1748), and the War for Jenkins’ Ear (1739-1748), has not yet received a satisfying overarching interpretation in the historiography. This article argues that part of the answer lies in a legal reading of the available diplomatic sources (I). Historiography of international law has thus far focused mainly on doctrine and published treaties. This contrasts with the importance accorded in present-day international law to States’ practices. Whereas lawyers recognise the importance of state acceptance and norm opposability, legal historians tend to leave this important element to diplomatic history. Yet, legal questions dominated both negotiations on the Spanish Succession (1659-1715) and the implementation of the peace treaties (1713-1740). Late seventeenth- and early eighteenth-century diplomacy thus demonstrates the need for further research on the legal structure of diplomatic argument. Stability in Europe was only achieved through renunciation declarations, entrenched in public international law (II). In the French case, Philip V’s declaration was seen as a violation of loix fondamentales. Britain, on the other hand, needed international support in applying the 1701 Act of Settlement. Consequently, the consistent application of norm hierarchy between treaty law and internal law was the leitmotiv for Franco-British joint efforts to enforce the Utrecht consensus (III), starting with the bilateral Franco-British Alliance (1716), and the Triple (1717) and Quadruple Alliances (1718). The 1720s and 1730s witnessed an erosion of political backing for these policies. Yet, the combination of balance of power and norm hierarchy discourse survived during the War of the Polish Succession (1733-1738).
The book contains contributions by A. Becker, A. Beihammer, M. Bélissa, L. Bély, N. Drocourt, E. Fiocchi Malaspina, D. Gaurier, M. Kintzinger,  S. Lloret, E. Malamut, F. Micallef, J.-M. Moeglin, E. Nechaeva, S. Péquignot, E. Schnakenbourg, M. Schynder, F. Ternat, F. Toth, M.-C. Vignal-Souleyreau & N. Sallés Vilaseca. It is announced on the Fnac website for € 23.

(update July 2018: Thémis en Diplomatie is now available as an e-book on openedition.org (DOI dx.doi.org/10.4000/books.pur.47665; see here for the page of my paper; free Google Books preview here).

Update 6 March 2019: this book has been accepted for inclusion in the VABB database.

maandag, juli 04, 2016

BOOK REVIEW: Revue Historique nr. 678/2 (Apr 2016), pp. 432-434

 (image source: CAIRN)

Eric Schnakenbourg (Nantes) reviewed my book Balance of Power and Norm Hierarchy. Franco-British Diplomacy after the Peace of Utrecht for the April issue of the Revue Historique, pages 432 to 434.

The fulltext can be consulted in open access on cairn.info.

Both of my books (see right side of this blog) were signalled in Bernardo J. Garcia Garcia's article "El tricentenario de los tratados de Utrecht, Rastatt y Baden (1712-1715)" in the Cuadernos de Historia Moderna XLI (2016), No. 1, pp. 199-224. Link here.

ESCLH Conference Gdansk

(image: Gdansk Faculty of Law and Administration)
 
The 4th Biennal Conference of the European Society for Comparative Legal History was held in Gdansk (Poland) last week. The organisers hosted a wonderful conference in the "three cities" (Gdansk, Gdynia, Sopot) by the Baltic shores. Especially the first day, in the Artus Court and Town hall, will be remembered. The conference started with a traditional gunsalvo in the magnificent Gothic Hall and featured inter alia meetings with Borislav Komorowski (president from 2010 to 2015) and the legendary Lech Walesa.












 (Gdansk Town Hall)

On the scientific side, the conference theme Culture, Identity and Legal Instrumentalism hosted multiple comparative legal historical panels, ranging from the history of commercial law to codification and constitutional culture. The keynotes by Ulrike Müssig (the Polish 1791 and American 1787 constitution, Passau, reply by my former supervisor Dirk Heirbaut, Gent) and Marju Luts-Sotak (split dominium, Tartu, reply by former International Franqui-Professor in Ghent Heikki Pihlajamäkki, Helsinki) illustrate the diversity of topics covered by the society and its members' research. 

I presented a paper on the Belgian publicist Jan-Jozef Raepsaet (1750-1831) in a panel on "constitutional high points in the low countries", with colleagues Klaas Van Gelder (UGent/FWO) and Brecht Deseure (Passau/VUB) and had the pleasure to chair a session on "axiological constitutionalism and 19th century identity building", with speakers Imre Kepessy (Budapest), Judit Beke-Martos (Bochum) and Stefan Huygebaert (UGent/FWO). The full program can be found here.

Finally, the Society honoured me greatly with the attribution of the Biennal Van Caenegem Prize 2016 for best article published in Comparative Legal History by a scholar under the age of 38. The article in question has been published in the first issue of the journal's third volume and treats the Belgian legal scholar Ernest Nys (ULB) and his role during the Great War (see earlier on this blog).

(Van Caenegem Prize Award)

The conference was at the same time an occasion to discover the city of Günter Grass and the Hanse, or to visit the impressive castle of Marienburg, a Unesco World Heritage Site.







dinsdag, juni 21, 2016

Afbeeldingen van de Slag bij Oudenaarde

Accéder au site de la Bibliothèque nationale de France
(bron afbeelding:BnF)

Ik dacht de Slag bij Oudenaarde (11 juli 1708) vrij goed te kennen, na een eindwerk middelbaar, een bachelorpaper, een masterpaper, een boek, twee artikels en een hoofdstuk in een boek.

De Slag bij Oudenaarde was een massaconfrontatie tussen de legers van Lodewijk XIV zijn kleinzoon Filips V en diens landvoogd, keurvorst Maximiliaan Emmanuel van Beieren, enerzijds, en een bonte internationale coalitie tussen de Keizer van het Heilig Roomse Rijk (Jozef I), de Koningin van Groot-Brittannië (Anne) en de Staten-Generaal van de Republiek der Verenigde Provinciën, anderzijds. In totaal 170.000 soldaten stonden geposteerd op de hellingen van de Vlaamse Ardennen, van de hoogten van Edelare (denk aan de Wolvenberg, een vast element in de Ronde van Vlaanderen), door de vallei van de Schelde omhoog naar de volgende heuvelrug, die van de dorpen Lede en Huise. 

Oudenaarde was strategisch belangrijk door de ligging op de Schelde. In een tijd van bijzonder slechte landwegen was het water essentieel voor grote logistieke operaties als de bevoorrading van een leger of het onderhouden van een belegering. In de weken voor 11 juli had het Franse leger een bijzonder lonende operatie uitgevoerd. Zowel Gent als Brugge hadden hun poorten geopend voor het leger van Lodewijk XIV.  Op die manier bedreigde het Franse leger de communicatie met Engeland (via de haven van Oostende) en met De Republiek (door de Schelde in Gent te controleren). 

Het leger van de "Grote Alliantie" (samengebracht in september 1701 tegen het dreigende Franse machtsoverwicht in Europa) werd aangevoerd door John Churchill, de hertog van Marlborough. Deze voorouder van Winston Churchill (en prinses Diana) kende in 1708 een van de hoogtepunten in zijn militaire carrière. In 1704 had hij keurvorst Maximiliaan Emmanuel van Beieren verjaagd uit zijn erflanden, door met Eugenius van Savoye, aanvoerder van de Keizerlijke troepen, de slag bij Blenheim ("Blindheim") verpletterend te winnen. In 1706 versloeg Marlborough opnieuw het Franse leger, ditmaal in Ramillies (in Waals-Brabant). Hierdoor kon hij in snel tempo het grootste deel van het toenmalige hertogdom Brabant (Brussel, Antwerpen, Leuven) en Vlaanderen (Gent, Brugge, Menen, , Oostende, Dendermonde) innemen.

In 1708 controleerde het Franse leger nog Nieuwpoort en Ieper, maar bijvoorbeeld ook nog Doornik, Henegouwen (Bergen, Charleroi, Aat). De geallieerde overwinningsroes van 1706 leidde tot hoofdpijn in 1707. Lodewijk XIV had na de nederlaag van Ramillies zijn meest getalenteerde generaal, de hertog van Vendôme, naar de Zuidelijke Nederlanden gezonden. Vendôme was de kleinzoon van een bastaard van Hendrik IV en genoot als dusdanig een bijzondere positie in het Franse leger. Hij had Eugenius van Savoye verslagen bij Cassano in 1705. Vendôme werd overgeplaatst van het Italiaanse theater van de oorlog, naar de Nederlanden. Parijs werd veel meer bedreigd vanuit Oudenaarde of Gent, dan vanuit Turijn of Milaan. Vendôme slaagde er in 1707 in om een confrontatie met Marlborough te vermijden. 

1708 zou zeker een veldslag brengen. Frankrijk wou het momentum terug bemachtigen in de militaire campagnes. Bij een succes in de Nederlanden zou de positie van Marlborough in het gedrang kunnen komen. Het Britse parlement bestond uit de sociale groepen die de belastingen moesten opbrengen voor een (dure) oorlog op het continent. Bovendien had Frankrijk grote diplomatieke arbeid verricht in de winter in de Verenigde Provinciën. Bij onderhandelingen in Den Haag waren een aantal concrete pistes verkend om de Noordelijke Nederlanden los te wrikken uit de alliantie tegen Frankrijk. Onder andere de verstoring van de handel met Frankrijk was een stevig argument. De Republiek was een handelsconcurrent van Groot-Brittannië. En ook in Amsterdam of Rotterdam betaalde men niet graag belastingen om oorlogsschulden af te lossen. Op termijn zouden economische motieven met succes worden uitgetest op Groot-Brittannië om de oorlog te beëindigen. 

De meest oorlogszuchtige partij aan geallieerde zijde was de Keizer. Het huis Habsburg maakte aanspraak op de gebieden van de Spaanse monarchie. De laatste Habsburger als koning van Spanje, Karel II (1661-1700) had bij testament zijn hele erfenis vermaakt aan Filips van Anjou, tweede kleinzoon van Lodewijk XIV. De Oostenrijkse tak van de Habsburgers aanzag dit als een vernedering en wou met de wapens tot een eerlijkere verdeling komen. Naarmate de Franse generaals nederlagen leden, zwollen deze ambities aan. Oostenrijk controleerde sinds 1707 het grootste deel van Italië (met uitzondering van Sicilië). De Zuidelijke Nederlanden (ongeveer het huidige België, zonder het prinsbisdom Luik) werden gezien als het stamland van de Bourgondiërs. De Habsburgse kandidaat wou onze gebieden te allen prijze controleren. Door de nederlaag van Ramillies was er een de facto interimbestuur ontstaan: Hollandse en Britse gezanten deelden de lakens uit, in naam van Karel van Habsburg, broer van keizer Jozef I. Het deel van de Zuidelijke Nederlanden dat in Franse handen was, werd uit naam van Filips V (Filips van Anjou) bestuurd door Maximiliaan Emmanuel van Beieren. 

De Slag bij Oudenaarde moet gezien worden op dit Europese schaakbord. Niet zozeer de militaire ontwikkelingen zijn van belang, als wel de enorme internationale uitstraling van het gebeuren. De Europese "Who's Who" van de vroege achttiende eeuw defileerde op het slagveld. Lodewijk XIV stuurde zijn kleinzoon en vermoedelijke troonsopvolger, de hertog van Bourgondië, naar de Nederlanden. Bourgondië overleed in 1711, maar zijn oudste zoon zou in 1715 Lodewijk XIV opvolgen als Lodewijk XV. Bourgondië's jongste broer, de hertog van Berry, was ook aanwezig in Oudenaarde.

Daarnaast bevond Jacobus Stuart zich in het gezelschap. Deze prins was de zoon van de verjaagde katholieke koning van Engeland en Schotland, Jacobus II. In 1688 had het Engelse parlement deze vorst vervallen verklaard van het recht om te regeren. Lodewijk had deze situatie wel erkend, maar maakte handig gebruik van de aanwezigheid van Jacobus II's zoon om in Ierland en Schotland het gezag van de protestantse koningin Anna, dochter van Jacobus II, te ondermijnen. In tijden van Brexit en vragen over de banden tussen het Verenigd Koninkrijk en het continent is het interessant om te zien hoe de geschiedenis anders had kunnen gaan. In 1707 verenigde de Act of Union de parlementen van Engeland en Schotland en ontstond het "Verenigd" Koninkrijk. In Schotland zelf was hier veel discussie over geweest. Het koninkrijk behield zijn eigen recht (op het continent geïnspireerd) en een eigen calvinistische Kirk. Een deel van de bevolking (in de Highlands) beschouwde evenwel Jacobus "III" ("VIII") als de wettige opvolger van zijn vader. Lodewijk XIV stuurde in het voorjaar een expeditie naar Schotland. Het werd een totale mislukking, maar de beurs in Londen duikelde naar beneden.

Aan de zijde van de geallieerden stonden met Marlborough en Eugenius van Savoye de twee meest befaamde militairen van hun generatie. Eugenius had naam gemaakt in het leger van Keizer Leopold I, tijdens de Turkenoorlogen. In 1683 belegerde Kara Mustafa, grootvizier van de Ottomaanse Sultan, de Oostenrijkse hoofdstad Wenen. Een internationale coalitie onder leiding van de koning van Polen (Jan Sobieski) versloeg de Turken bij de Kahlenberg. Eugenius, die uit de familie Savoye-Carignan kwam, was weggegaan van het Franse hof. Hij verliet de dienst van Lodewijk XIV (die onderhands de Turken steunde) voor die van de Keizer. Eugenius' grote overwinning bij Zenta (1697) was een orgelpunt in de ontplooiing van de Oostenrijkse macht. De Turken werden teruggedreven tot in de Balkan en Griekenland. Ze verloren grote stukken van het hedendaagse Hongarije, Kroatië, Bosnië en Roemenië. De bouwheer van het Belvédère in Wenen was doorslaggevend in de Slag bij Oudenaarde. Hij had het leger van Marlborough vervoegd met een kolonne vanuit Mainz aan de Moezel.

Aan de Britse zijde vocht verder Georg August van Brunswijk-Lüneburg. Hij was de tegenpool van Jacobus "III". Deze Duitse prins was de zoon van keurvorst Georg Ludwig, die was voortbestemd om de kinderloze koningin Anna op te volgen in Londen. De Act of Settlement (aangenomen in het Engelse parlement in 1701) sloot immers alle katholieke kandidaten uit van de Engelse troon. Georg Ludwig werd in 1727 koning van Engeland, onder de naam George II. Hij gedroeg zich bijzonder heldhaftig in Oudenaarde: zijn paard werd onder hem doodgeschoten. Dit droeg bij tot de legende van een dappere, protestantse en Duitse prins, in contrast met een bange en fragiele katholieke Stuart, gesteund door de katholieke koningen van Frankrijk en Spanje.

De Franse generaal Vendôme werd bijgestaan door zijn persoonlijke secretaris, abt Giulio Alberoni. Een man met een bijzondere carrière: hij zou in 1710 met zijn broodheer naar Spanje vertrekken, en daar na diens overlijden opklimmen tot eerste minister van Filips V. In 1717 verkreeg hij de kardinaalshoed. Alberoni verdedigde met vuur Vendôme's gedrag tijdens de slag in een brief die werd afgedrukt in de Gazette in Amsterdam. De hertog van Saint-Simon zou later in zijn Mémoires Vendôme met grote heftigheid aanvallen. De Franse elitetroepen van de Maison du Roi onderscheidden zich door woeste charges en barse onverzettelijkheid in de vlakten van Eine en Heurne. Maarschalk Puységur, later auteur van een belangrijk militair traktaat, beging een aantal blunders in de eerste uren van de dag.

De eigenlijke slag begon pas laat in de namiddag. Na getalm van Bourgondië om de voorhoede van het geallieerde leger over de Schelde terug te drijven, raakten tienduizenden soldaten verstrikt in een bloederig infanteriegevecht aan de Diepenbeek op het huidige industrieterrein "De Bruwaan". In hun rug maakten de Hollandse troepen van veldmaarschalk Ouwerkerk een omtrekkende beweging. Tegen de avond donderden ze naar beneden, in de rug van de Franse generale staf. Het vallen van de duisternis zorgde voor het einde van de gevechten. Hoewel een groot deel van het Franse leger niet in actie was gekomen, werd Vendôme overstemd in de Franse generale staf. De Fransen trokken zich terug op Gent. De geallieerden vatten in augustus het beleg aan van Lodewijk XIV's eerste en grootste verovering, Rijsel

De digitale revolutie die we de laatste jaren beleven, brengt steeds meer materiaal naar boven. Zo publiceerde Gallica (BnF) deze drie prachtige gravures (klik op de miniaturen voor omleiding):
- "Die von denen hohen Alliiren unter Commando des Prinzen Eugenij und hertzog von Marleboroug gegen die Franzosen befochtene herrliche victori..." (Recueil Hennin, 81, stukken 7114-7193): perspectief vanuit het geallieerde kamp op de heuvels van Huise en Ooike
- "Oudenarde, unter Anführung der tapfersten Helden Marleboroug und Eugenii..." (Hennin, 7186): medaillons van Marlborough, Vendôme en Eugenius van Savoye, gedrukt te Nürnberg, met beschrijving van de slag (geïdealiseerd perspectief vanop een hoogte)
- "Entwurff der erhaltenen herzlichen Victorie bey Audenarde..." (Hennin, 7182): een gelijkaardige mensenmassa als op het schilderij en de gravure van Jan van Huchtenburg, die de cover van mijn boek Op Zoek naar Glorie in Vlaanderen. De Zonnekoning en de Spaanse Successie, 1707-1708 (UGA, 2011) siert; een dorp staat in brand, een Frans tentenkamp wordt geplunderd, lelievaandels sneuvelen in een hard lijf-aan-lijfgevecht, infanterie verdwijnt in de verte (naar Gent ?)