Ik dacht de Slag bij Oudenaarde (11 juli 1708) vrij goed te
kennen, na een eindwerk
middelbaar, een bachelorpaper, een masterpaper, een boek, twee artikels en een
hoofdstuk in een boek.
De Slag bij Oudenaarde was een massaconfrontatie tussen de legers van Lodewijk XIV zijn kleinzoon Filips V en diens landvoogd, keurvorst Maximiliaan Emmanuel van Beieren, enerzijds, en een bonte internationale coalitie tussen de Keizer van het Heilig Roomse Rijk (Jozef I), de Koningin van Groot-Brittannië (Anne) en de Staten-Generaal van de Republiek der Verenigde Provinciën, anderzijds. In totaal 170.000 soldaten stonden geposteerd op de hellingen van de Vlaamse Ardennen, van de hoogten van Edelare (denk aan de Wolvenberg, een vast element in de Ronde van Vlaanderen), door de vallei van de Schelde omhoog naar de volgende heuvelrug, die van de dorpen Lede en Huise.
Oudenaarde was strategisch belangrijk door de ligging op de Schelde. In een tijd van bijzonder slechte landwegen was het water essentieel voor grote logistieke operaties als de bevoorrading van een leger of het onderhouden van een belegering. In de weken voor 11 juli had het Franse leger een bijzonder lonende operatie uitgevoerd. Zowel Gent als Brugge hadden hun poorten geopend voor het leger van Lodewijk XIV. Op die manier bedreigde het Franse leger de communicatie met Engeland (via de haven van Oostende) en met De Republiek (door de Schelde in Gent te controleren).
Het leger van de "Grote Alliantie" (samengebracht in september 1701 tegen het dreigende Franse machtsoverwicht in Europa) werd aangevoerd door John Churchill, de hertog van Marlborough. Deze voorouder van Winston Churchill (en prinses Diana) kende in 1708 een van de hoogtepunten in zijn militaire carrière. In 1704 had hij keurvorst Maximiliaan Emmanuel van Beieren verjaagd uit zijn erflanden, door met Eugenius van Savoye, aanvoerder van de Keizerlijke troepen, de slag bij Blenheim ("Blindheim") verpletterend te winnen. In 1706 versloeg Marlborough opnieuw het Franse leger, ditmaal in Ramillies (in Waals-Brabant). Hierdoor kon hij in snel tempo het grootste deel van het toenmalige hertogdom Brabant (Brussel, Antwerpen, Leuven) en Vlaanderen (Gent, Brugge, Menen, , Oostende, Dendermonde) innemen.
In 1708 controleerde het Franse leger nog Nieuwpoort en Ieper, maar bijvoorbeeld ook nog Doornik, Henegouwen (Bergen, Charleroi, Aat). De geallieerde overwinningsroes van 1706 leidde tot hoofdpijn in 1707. Lodewijk XIV had na de nederlaag van Ramillies zijn meest getalenteerde generaal, de hertog van Vendôme, naar de Zuidelijke Nederlanden gezonden. Vendôme was de kleinzoon van een bastaard van Hendrik IV en genoot als dusdanig een bijzondere positie in het Franse leger. Hij had Eugenius van Savoye verslagen bij Cassano in 1705. Vendôme werd overgeplaatst van het Italiaanse theater van de oorlog, naar de Nederlanden. Parijs werd veel meer bedreigd vanuit Oudenaarde of Gent, dan vanuit Turijn of Milaan. Vendôme slaagde er in 1707 in om een confrontatie met Marlborough te vermijden.
1708 zou zeker een veldslag brengen. Frankrijk wou het momentum terug bemachtigen in de militaire campagnes. Bij een succes in de Nederlanden zou de positie van Marlborough in het gedrang kunnen komen. Het Britse parlement bestond uit de sociale groepen die de belastingen moesten opbrengen voor een (dure) oorlog op het continent. Bovendien had Frankrijk grote diplomatieke arbeid verricht in de winter in de Verenigde Provinciën. Bij onderhandelingen in Den Haag waren een aantal concrete pistes verkend om de Noordelijke Nederlanden los te wrikken uit de alliantie tegen Frankrijk. Onder andere de verstoring van de handel met Frankrijk was een stevig argument. De Republiek was een handelsconcurrent van Groot-Brittannië. En ook in Amsterdam of Rotterdam betaalde men niet graag belastingen om oorlogsschulden af te lossen. Op termijn zouden economische motieven met succes worden uitgetest op Groot-Brittannië om de oorlog te beëindigen.
De meest oorlogszuchtige partij aan geallieerde zijde was de Keizer. Het huis Habsburg maakte aanspraak op de gebieden van de Spaanse monarchie. De laatste Habsburger als koning van Spanje, Karel II (1661-1700) had bij testament zijn hele erfenis vermaakt aan Filips van Anjou, tweede kleinzoon van Lodewijk XIV. De Oostenrijkse tak van de Habsburgers aanzag dit als een vernedering en wou met de wapens tot een eerlijkere verdeling komen. Naarmate de Franse generaals nederlagen leden, zwollen deze ambities aan. Oostenrijk controleerde sinds 1707 het grootste deel van Italië (met uitzondering van Sicilië). De Zuidelijke Nederlanden (ongeveer het huidige België, zonder het prinsbisdom Luik) werden gezien als het stamland van de Bourgondiërs. De Habsburgse kandidaat wou onze gebieden te allen prijze controleren. Door de nederlaag van Ramillies was er een de facto interimbestuur ontstaan: Hollandse en Britse gezanten deelden de lakens uit, in naam van Karel van Habsburg, broer van keizer Jozef I. Het deel van de Zuidelijke Nederlanden dat in Franse handen was, werd uit naam van Filips V (Filips van Anjou) bestuurd door Maximiliaan Emmanuel van Beieren.
De Slag bij Oudenaarde moet gezien worden op dit Europese schaakbord. Niet zozeer de militaire ontwikkelingen zijn van belang, als wel de enorme internationale uitstraling van het gebeuren. De Europese "Who's Who" van de vroege achttiende eeuw defileerde op het slagveld. Lodewijk XIV stuurde zijn kleinzoon en vermoedelijke troonsopvolger, de hertog van Bourgondië, naar de Nederlanden. Bourgondië overleed in 1711, maar zijn oudste zoon zou in 1715 Lodewijk XIV opvolgen als Lodewijk XV. Bourgondië's jongste broer, de hertog van Berry, was ook aanwezig in Oudenaarde.
Daarnaast bevond Jacobus Stuart zich in het gezelschap. Deze prins was de zoon van de verjaagde katholieke koning van Engeland en Schotland, Jacobus II. In 1688 had het Engelse parlement deze vorst vervallen verklaard van het recht om te regeren. Lodewijk had deze situatie wel erkend, maar maakte handig gebruik van de aanwezigheid van Jacobus II's zoon om in Ierland en Schotland het gezag van de protestantse koningin Anna, dochter van Jacobus II, te ondermijnen. In tijden van Brexit en vragen over de banden tussen het Verenigd Koninkrijk en het continent is het interessant om te zien hoe de geschiedenis anders had kunnen gaan. In 1707 verenigde de Act of Union de parlementen van Engeland en Schotland en ontstond het "Verenigd" Koninkrijk. In Schotland zelf was hier veel discussie over geweest. Het koninkrijk behield zijn eigen recht (op het continent geïnspireerd) en een eigen calvinistische Kirk. Een deel van de bevolking (in de Highlands) beschouwde evenwel Jacobus "III" ("VIII") als de wettige opvolger van zijn vader. Lodewijk XIV stuurde in het voorjaar een expeditie naar Schotland. Het werd een totale mislukking, maar de beurs in Londen duikelde naar beneden.
Aan de zijde van de geallieerden stonden met Marlborough en Eugenius van Savoye de twee meest befaamde militairen van hun generatie. Eugenius had naam gemaakt in het leger van Keizer Leopold I, tijdens de Turkenoorlogen. In 1683 belegerde Kara Mustafa, grootvizier van de Ottomaanse Sultan, de Oostenrijkse hoofdstad Wenen. Een internationale coalitie onder leiding van de koning van Polen (Jan Sobieski) versloeg de Turken bij de Kahlenberg. Eugenius, die uit de familie Savoye-Carignan kwam, was weggegaan van het Franse hof. Hij verliet de dienst van Lodewijk XIV (die onderhands de Turken steunde) voor die van de Keizer. Eugenius' grote overwinning bij Zenta (1697) was een orgelpunt in de ontplooiing van de Oostenrijkse macht. De Turken werden teruggedreven tot in de Balkan en Griekenland. Ze verloren grote stukken van het hedendaagse Hongarije, Kroatië, Bosnië en Roemenië. De bouwheer van het Belvédère in Wenen was doorslaggevend in de Slag bij Oudenaarde. Hij had het leger van Marlborough vervoegd met een kolonne vanuit Mainz aan de Moezel.
Aan de Britse zijde vocht verder Georg August van Brunswijk-Lüneburg. Hij was de tegenpool van Jacobus "III". Deze Duitse prins was de zoon van keurvorst Georg Ludwig, die was voortbestemd om de kinderloze koningin Anna op te volgen in Londen. De Act of Settlement (aangenomen in het Engelse parlement in 1701) sloot immers alle katholieke kandidaten uit van de Engelse troon. Georg Ludwig werd in 1727 koning van Engeland, onder de naam George II. Hij gedroeg zich bijzonder heldhaftig in Oudenaarde: zijn paard werd onder hem doodgeschoten. Dit droeg bij tot de legende van een dappere, protestantse en Duitse prins, in contrast met een bange en fragiele katholieke Stuart, gesteund door de katholieke koningen van Frankrijk en Spanje.
De Franse generaal Vendôme werd bijgestaan door zijn persoonlijke secretaris, abt Giulio Alberoni. Een man met een bijzondere carrière: hij zou in 1710 met zijn broodheer naar Spanje vertrekken, en daar na diens overlijden opklimmen tot eerste minister van Filips V. In 1717 verkreeg hij de kardinaalshoed. Alberoni verdedigde met vuur Vendôme's gedrag tijdens de slag in een brief die werd afgedrukt in de Gazette in Amsterdam. De hertog van Saint-Simon zou later in zijn Mémoires Vendôme met grote heftigheid aanvallen. De Franse elitetroepen van de Maison du Roi onderscheidden zich door woeste charges en barse onverzettelijkheid in de vlakten van Eine en Heurne. Maarschalk Puységur, later auteur van een belangrijk militair traktaat, beging een aantal blunders in de eerste uren van de dag.
De eigenlijke slag begon pas laat in de namiddag. Na getalm van Bourgondië om de voorhoede van het geallieerde leger over de Schelde terug te drijven, raakten tienduizenden soldaten verstrikt in een bloederig infanteriegevecht aan de Diepenbeek op het huidige industrieterrein "De Bruwaan". In hun rug maakten de Hollandse troepen van veldmaarschalk Ouwerkerk een omtrekkende beweging. Tegen de avond donderden ze naar beneden, in de rug van de Franse generale staf. Het vallen van de duisternis zorgde voor het einde van de gevechten. Hoewel een groot deel van het Franse leger niet in actie was gekomen, werd Vendôme overstemd in de Franse generale staf. De Fransen trokken zich terug op Gent. De geallieerden vatten in augustus het beleg aan van Lodewijk XIV's eerste en grootste verovering, Rijsel.
De digitale revolutie die we de laatste jaren beleven,
brengt steeds meer materiaal naar boven. Zo publiceerde Gallica (BnF) deze drie
prachtige gravures (klik op de miniaturen voor omleiding):
- "Die von denen hohen Alliiren unter Commando des Prinzen
Eugenij und hertzog von Marleboroug gegen die Franzosen befochtene herrliche
victori..." (Recueil
Hennin, 81, stukken 7114-7193): perspectief vanuit het geallieerde kamp op de
heuvels van Huise en Ooike
- "Oudenarde, unter Anführung der tapfersten Helden
Marleboroug und Eugenii..." (Hennin, 7186): medaillons van
Marlborough, Vendôme en Eugenius van Savoye, gedrukt te Nürnberg, met
beschrijving van de slag (geïdealiseerd perspectief vanop een hoogte)
- "Entwurff der erhaltenen herzlichen Victorie bey
Audenarde..." (Hennin, 7182): een gelijkaardige mensenmassa als op het
schilderij en de gravure van Jan van Huchtenburg, die de cover van mijn boek Op Zoek naar Glorie in Vlaanderen.
De Zonnekoning en de Spaanse Successie, 1707-1708 (UGA, 2011) siert;
een dorp staat in brand, een Frans tentenkamp wordt geplunderd, lelievaandels
sneuvelen in een hard lijf-aan-lijfgevecht, infanterie verdwijnt in de verte
(naar Gent ?)