woensdag, augustus 14, 2013

Gibraltar: much ado about nothing ?



De komkommertijd wordt dit jaar verstoord door een Spaans-Brits geschil rond Gibraltar. De houding van de Spaanse regering doet de wenkbrauwen fronsen, zowel vanuit juridisch als historisch perspectief. De scherpe grenscontroles die worden ingevoerd, staan haaks op het vrij verkeer van goederen en personen binnen de Europese Unie. Spanje en Groot-Brittannië maken beiden tot nader order deel uit van de Interne Markt. Bovendien lijkt dit -naar internationaal recht- de uitoefening van de Britse soevereiniteit over Gibraltar te storen. De Britse premier Cameron kondigde aan (The Guardian, 12 augustus) de zaak voor de Algemene Vergadering van de VN, of voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag te brengen.

De Britse inplanting op het Iberisch schiereiland gaat terug tot de achttiende eeuw. In 1700 overleed de laatste Habsburgse koning van Spanje, Karel II. De Europese diplomatie slaagde er niet in om een bevredigend compromis uit te werken tussen twee gretige kandidaten: de tweede kleinzoon van Lodewijk XIV en de tweede zoon van Keizer Leopold I. Dit leidde tot de Spaanse Successieoorlog, een “wereldoorlog avant la lettre”. Spanje, de multinationale grootmacht van de zestiende en zeventiende eeuw, moest vanuit een bijzonder verzwakte positie grotendeels ondergaan wat Franse en Britse diplomaten onderling bedisselden. De Franse kandidaat, Filips van Anjou (voorvader van de huidige koning Juan Carlos van Bourbon) werd uiteindelijk erkend door de internationale gemeenschap.  Dit gebeurde pas na goed tien jaar oorlog.  Pas na de Britse beslissing om de strijd te staken was het pleit beslecht. De Grote Alliantie kon het daardoor niet meer halen tegen Lodewijk. Groot-Brittannië had met andere woorden de sleutel in handen, en kon dus ook veeleisend zijn bij de vredesonderhandelingen.


Voor wat, hoort wat. In 1704 hadden de Britten Gibraltar ingenomen. De afstand van fort en rots werd formeel op 2 juli 1713, bij de afsluiting van het Vredes- en Vriendschapsverdrag tussen Filips V en Koningin Anna op het Congres van Utrecht. Gibraltar was toen deel van een grotere package deal. Spanje verloor de Zuidelijke Nederlanden (grosso modo het huidige België) en de bezittingen in Italië, maar behield de kolonies. Als tegenprestatie moest het de Engelsen - een belangrijke handelsspeler op de Middellandse Zee- dulden op Minorca, Port Mahon en Gibraltar. Dat was nu eenmaal de prijs voor de erkenning van de nieuwe koning.

 
De tekst van artikel X van het Spaans-Britse vredesverdrag is bijzonder duidelijk: de koning van Spanje deed voor zichzelf, zijn erfgenamen en afstammelingen aan de kroon van Groot-Brittannië afstand van de volledige eigendom over de stad en rots van Gibraltar zoals die door de Britten bezet was, samen met de haven, versterkingen en aanwezige infrastructuur. Groot-Brittannië kon dit gebied controleren en ervan genieten op absolute wijze, met het meest volstrekte recht, te eeuwigen tijde. Het is correct dat de koning van Spanje het recht had om smokkel te voorkomen, maar het Europees recht lijkt deze voorwaarde vandaag toch minstens uit te hollen.
 
De juridische titel waarop Groot-Brittannië Gibraltar bezit, een verdrag, komt tot stand doordat twee staten samen beslissen een afspraak te maken. Terugkomen op een verdrag impliceerde in de achttiende eeuw dat je het heronderhandelde, of dat je een oorlog begon. Spanje belegerde van 1727 tot 1728 de rots vruchteloos. Eerder probeerde het van George I de teruggave te bekomen in ruil voor andere toegevingen, die echter nooit gerealiseerd werden. De machtsconsensus van Utrecht bleef in voege: de afstand van Gibraltar kaderde in het bredere Europese systeem, waar toegevingen elkaar in evenwicht hielden. Oorlog is sinds de oprichting van de Verenigde Naties buiten de wet gesteld, dus rest er de Spaanse regering niets anders dan bilateraal onderhandelen.

Interne politieke problemen maken het vandaag voor Cameron en Rajoy interessant om de zaak op de spits te drijven. Nationalistisch klaroengeschal overstemt gemakkelijk minder aangename dossiers. Wie de echter kern van de zaak bekijkt (zonder uitspraak te doen over de visrechten en andere accessoria die voortvloeien uit de Britse soevereiniteit over de rots), kan moeilijk anders dan zien dat het om een bliksemafleider gaat.

Geen opmerkingen: