dinsdag, juni 21, 2016

Afbeeldingen van de Slag bij Oudenaarde

Accéder au site de la Bibliothèque nationale de France
(bron afbeelding:BnF)

Ik dacht de Slag bij Oudenaarde (11 juli 1708) vrij goed te kennen, na een eindwerk middelbaar, een bachelorpaper, een masterpaper, een boek, twee artikels en een hoofdstuk in een boek.

De Slag bij Oudenaarde was een massaconfrontatie tussen de legers van Lodewijk XIV zijn kleinzoon Filips V en diens landvoogd, keurvorst Maximiliaan Emmanuel van Beieren, enerzijds, en een bonte internationale coalitie tussen de Keizer van het Heilig Roomse Rijk (Jozef I), de Koningin van Groot-Brittannië (Anne) en de Staten-Generaal van de Republiek der Verenigde Provinciën, anderzijds. In totaal 170.000 soldaten stonden geposteerd op de hellingen van de Vlaamse Ardennen, van de hoogten van Edelare (denk aan de Wolvenberg, een vast element in de Ronde van Vlaanderen), door de vallei van de Schelde omhoog naar de volgende heuvelrug, die van de dorpen Lede en Huise. 

Oudenaarde was strategisch belangrijk door de ligging op de Schelde. In een tijd van bijzonder slechte landwegen was het water essentieel voor grote logistieke operaties als de bevoorrading van een leger of het onderhouden van een belegering. In de weken voor 11 juli had het Franse leger een bijzonder lonende operatie uitgevoerd. Zowel Gent als Brugge hadden hun poorten geopend voor het leger van Lodewijk XIV.  Op die manier bedreigde het Franse leger de communicatie met Engeland (via de haven van Oostende) en met De Republiek (door de Schelde in Gent te controleren). 

Het leger van de "Grote Alliantie" (samengebracht in september 1701 tegen het dreigende Franse machtsoverwicht in Europa) werd aangevoerd door John Churchill, de hertog van Marlborough. Deze voorouder van Winston Churchill (en prinses Diana) kende in 1708 een van de hoogtepunten in zijn militaire carrière. In 1704 had hij keurvorst Maximiliaan Emmanuel van Beieren verjaagd uit zijn erflanden, door met Eugenius van Savoye, aanvoerder van de Keizerlijke troepen, de slag bij Blenheim ("Blindheim") verpletterend te winnen. In 1706 versloeg Marlborough opnieuw het Franse leger, ditmaal in Ramillies (in Waals-Brabant). Hierdoor kon hij in snel tempo het grootste deel van het toenmalige hertogdom Brabant (Brussel, Antwerpen, Leuven) en Vlaanderen (Gent, Brugge, Menen, , Oostende, Dendermonde) innemen.

In 1708 controleerde het Franse leger nog Nieuwpoort en Ieper, maar bijvoorbeeld ook nog Doornik, Henegouwen (Bergen, Charleroi, Aat). De geallieerde overwinningsroes van 1706 leidde tot hoofdpijn in 1707. Lodewijk XIV had na de nederlaag van Ramillies zijn meest getalenteerde generaal, de hertog van Vendôme, naar de Zuidelijke Nederlanden gezonden. Vendôme was de kleinzoon van een bastaard van Hendrik IV en genoot als dusdanig een bijzondere positie in het Franse leger. Hij had Eugenius van Savoye verslagen bij Cassano in 1705. Vendôme werd overgeplaatst van het Italiaanse theater van de oorlog, naar de Nederlanden. Parijs werd veel meer bedreigd vanuit Oudenaarde of Gent, dan vanuit Turijn of Milaan. Vendôme slaagde er in 1707 in om een confrontatie met Marlborough te vermijden. 

1708 zou zeker een veldslag brengen. Frankrijk wou het momentum terug bemachtigen in de militaire campagnes. Bij een succes in de Nederlanden zou de positie van Marlborough in het gedrang kunnen komen. Het Britse parlement bestond uit de sociale groepen die de belastingen moesten opbrengen voor een (dure) oorlog op het continent. Bovendien had Frankrijk grote diplomatieke arbeid verricht in de winter in de Verenigde Provinciën. Bij onderhandelingen in Den Haag waren een aantal concrete pistes verkend om de Noordelijke Nederlanden los te wrikken uit de alliantie tegen Frankrijk. Onder andere de verstoring van de handel met Frankrijk was een stevig argument. De Republiek was een handelsconcurrent van Groot-Brittannië. En ook in Amsterdam of Rotterdam betaalde men niet graag belastingen om oorlogsschulden af te lossen. Op termijn zouden economische motieven met succes worden uitgetest op Groot-Brittannië om de oorlog te beëindigen. 

De meest oorlogszuchtige partij aan geallieerde zijde was de Keizer. Het huis Habsburg maakte aanspraak op de gebieden van de Spaanse monarchie. De laatste Habsburger als koning van Spanje, Karel II (1661-1700) had bij testament zijn hele erfenis vermaakt aan Filips van Anjou, tweede kleinzoon van Lodewijk XIV. De Oostenrijkse tak van de Habsburgers aanzag dit als een vernedering en wou met de wapens tot een eerlijkere verdeling komen. Naarmate de Franse generaals nederlagen leden, zwollen deze ambities aan. Oostenrijk controleerde sinds 1707 het grootste deel van Italië (met uitzondering van Sicilië). De Zuidelijke Nederlanden (ongeveer het huidige België, zonder het prinsbisdom Luik) werden gezien als het stamland van de Bourgondiërs. De Habsburgse kandidaat wou onze gebieden te allen prijze controleren. Door de nederlaag van Ramillies was er een de facto interimbestuur ontstaan: Hollandse en Britse gezanten deelden de lakens uit, in naam van Karel van Habsburg, broer van keizer Jozef I. Het deel van de Zuidelijke Nederlanden dat in Franse handen was, werd uit naam van Filips V (Filips van Anjou) bestuurd door Maximiliaan Emmanuel van Beieren. 

De Slag bij Oudenaarde moet gezien worden op dit Europese schaakbord. Niet zozeer de militaire ontwikkelingen zijn van belang, als wel de enorme internationale uitstraling van het gebeuren. De Europese "Who's Who" van de vroege achttiende eeuw defileerde op het slagveld. Lodewijk XIV stuurde zijn kleinzoon en vermoedelijke troonsopvolger, de hertog van Bourgondië, naar de Nederlanden. Bourgondië overleed in 1711, maar zijn oudste zoon zou in 1715 Lodewijk XIV opvolgen als Lodewijk XV. Bourgondië's jongste broer, de hertog van Berry, was ook aanwezig in Oudenaarde.

Daarnaast bevond Jacobus Stuart zich in het gezelschap. Deze prins was de zoon van de verjaagde katholieke koning van Engeland en Schotland, Jacobus II. In 1688 had het Engelse parlement deze vorst vervallen verklaard van het recht om te regeren. Lodewijk had deze situatie wel erkend, maar maakte handig gebruik van de aanwezigheid van Jacobus II's zoon om in Ierland en Schotland het gezag van de protestantse koningin Anna, dochter van Jacobus II, te ondermijnen. In tijden van Brexit en vragen over de banden tussen het Verenigd Koninkrijk en het continent is het interessant om te zien hoe de geschiedenis anders had kunnen gaan. In 1707 verenigde de Act of Union de parlementen van Engeland en Schotland en ontstond het "Verenigd" Koninkrijk. In Schotland zelf was hier veel discussie over geweest. Het koninkrijk behield zijn eigen recht (op het continent geïnspireerd) en een eigen calvinistische Kirk. Een deel van de bevolking (in de Highlands) beschouwde evenwel Jacobus "III" ("VIII") als de wettige opvolger van zijn vader. Lodewijk XIV stuurde in het voorjaar een expeditie naar Schotland. Het werd een totale mislukking, maar de beurs in Londen duikelde naar beneden.

Aan de zijde van de geallieerden stonden met Marlborough en Eugenius van Savoye de twee meest befaamde militairen van hun generatie. Eugenius had naam gemaakt in het leger van Keizer Leopold I, tijdens de Turkenoorlogen. In 1683 belegerde Kara Mustafa, grootvizier van de Ottomaanse Sultan, de Oostenrijkse hoofdstad Wenen. Een internationale coalitie onder leiding van de koning van Polen (Jan Sobieski) versloeg de Turken bij de Kahlenberg. Eugenius, die uit de familie Savoye-Carignan kwam, was weggegaan van het Franse hof. Hij verliet de dienst van Lodewijk XIV (die onderhands de Turken steunde) voor die van de Keizer. Eugenius' grote overwinning bij Zenta (1697) was een orgelpunt in de ontplooiing van de Oostenrijkse macht. De Turken werden teruggedreven tot in de Balkan en Griekenland. Ze verloren grote stukken van het hedendaagse Hongarije, Kroatië, Bosnië en Roemenië. De bouwheer van het Belvédère in Wenen was doorslaggevend in de Slag bij Oudenaarde. Hij had het leger van Marlborough vervoegd met een kolonne vanuit Mainz aan de Moezel.

Aan de Britse zijde vocht verder Georg August van Brunswijk-Lüneburg. Hij was de tegenpool van Jacobus "III". Deze Duitse prins was de zoon van keurvorst Georg Ludwig, die was voortbestemd om de kinderloze koningin Anna op te volgen in Londen. De Act of Settlement (aangenomen in het Engelse parlement in 1701) sloot immers alle katholieke kandidaten uit van de Engelse troon. Georg Ludwig werd in 1727 koning van Engeland, onder de naam George II. Hij gedroeg zich bijzonder heldhaftig in Oudenaarde: zijn paard werd onder hem doodgeschoten. Dit droeg bij tot de legende van een dappere, protestantse en Duitse prins, in contrast met een bange en fragiele katholieke Stuart, gesteund door de katholieke koningen van Frankrijk en Spanje.

De Franse generaal Vendôme werd bijgestaan door zijn persoonlijke secretaris, abt Giulio Alberoni. Een man met een bijzondere carrière: hij zou in 1710 met zijn broodheer naar Spanje vertrekken, en daar na diens overlijden opklimmen tot eerste minister van Filips V. In 1717 verkreeg hij de kardinaalshoed. Alberoni verdedigde met vuur Vendôme's gedrag tijdens de slag in een brief die werd afgedrukt in de Gazette in Amsterdam. De hertog van Saint-Simon zou later in zijn Mémoires Vendôme met grote heftigheid aanvallen. De Franse elitetroepen van de Maison du Roi onderscheidden zich door woeste charges en barse onverzettelijkheid in de vlakten van Eine en Heurne. Maarschalk Puységur, later auteur van een belangrijk militair traktaat, beging een aantal blunders in de eerste uren van de dag.

De eigenlijke slag begon pas laat in de namiddag. Na getalm van Bourgondië om de voorhoede van het geallieerde leger over de Schelde terug te drijven, raakten tienduizenden soldaten verstrikt in een bloederig infanteriegevecht aan de Diepenbeek op het huidige industrieterrein "De Bruwaan". In hun rug maakten de Hollandse troepen van veldmaarschalk Ouwerkerk een omtrekkende beweging. Tegen de avond donderden ze naar beneden, in de rug van de Franse generale staf. Het vallen van de duisternis zorgde voor het einde van de gevechten. Hoewel een groot deel van het Franse leger niet in actie was gekomen, werd Vendôme overstemd in de Franse generale staf. De Fransen trokken zich terug op Gent. De geallieerden vatten in augustus het beleg aan van Lodewijk XIV's eerste en grootste verovering, Rijsel

De digitale revolutie die we de laatste jaren beleven, brengt steeds meer materiaal naar boven. Zo publiceerde Gallica (BnF) deze drie prachtige gravures (klik op de miniaturen voor omleiding):
- "Die von denen hohen Alliiren unter Commando des Prinzen Eugenij und hertzog von Marleboroug gegen die Franzosen befochtene herrliche victori..." (Recueil Hennin, 81, stukken 7114-7193): perspectief vanuit het geallieerde kamp op de heuvels van Huise en Ooike
- "Oudenarde, unter Anführung der tapfersten Helden Marleboroug und Eugenii..." (Hennin, 7186): medaillons van Marlborough, Vendôme en Eugenius van Savoye, gedrukt te Nürnberg, met beschrijving van de slag (geïdealiseerd perspectief vanop een hoogte)
- "Entwurff der erhaltenen herzlichen Victorie bey Audenarde..." (Hennin, 7182): een gelijkaardige mensenmassa als op het schilderij en de gravure van Jan van Huchtenburg, die de cover van mijn boek Op Zoek naar Glorie in Vlaanderen. De Zonnekoning en de Spaanse Successie, 1707-1708 (UGA, 2011) siert; een dorp staat in brand, een Frans tentenkamp wordt geplunderd, lelievaandels sneuvelen in een hard lijf-aan-lijfgevecht, infanterie verdwijnt in de verte (naar Gent ?)

BOEKBESPREKING: Economie zkt. Geluk (P. Van Rompuy), Samenleving en Politiek XXIII (2016), nr. 6 (juni), pp. 94-96

 (bron afbeelding: sampol)

In het juni-nummer van Samenleving en Politiek, dat morgen verschijnt, staat een boekbespreking die ik maakte van Economie zkt. Geluk (P. Van Rompuy, Lannoo, 2016).

Eerste paragraaf:
Peter Van Rompuy, ondervoorzitter van het Vlaams Parlement en voormalig senator (CD&V), wijdt een interessant pamflet aan het thema ‘geluk’, en de band met de economie. Zonder expliciete referenties - het boek probeert zo nieuw mogelijk te voelen en te lezen - sluit dit aan bij het personalisme van de christendemocratische en uiteraard ook de bredere christelijke traditie, die het nastreven van rijkdom als hoogste goed afkeurt, of heil ziet in de matiging als maat der dingen. Van Rompuy probeert een nieuwe gemene ethische deler te vinden. Hij doet dat via op het eerste gezicht kleine praktische maatregelen, gericht op het‘werkbaar’ houden van de samenleving. Het einddoel is de ‘sociale, groene en menselijke vrije markt.
Meer informatie bij SamPol. Fulltext hier.

zondag, juni 19, 2016

BOOK DISCUSSION on H-France Book Reviews (nrs. 79-80, Jun 2016)


(image source: HNet)

HFrance published a discussion on my book Balance of Power and Norm Hierarchy. Franco-British Diplomacy after the Peace of Utrecht (Brill, 2015). Peter Schröder (UCL) wrote a review, which can be consulted here. My response is online was well. The core of our disagreement concerns the autonomy of the approach chosen for the book. The discussion generates complementary perspectives on legal and political history vis-à-vis history of political thought.

donderdag, juni 16, 2016

ARTICLE: "Recent Research in the History of International Law", Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis/Revue d'Histoire du Droit/The Legal History Review LXXXIV (2016), Nr. 2, 313-334

(image source: Brill)

The Legal History Review (Brill) published a review article I wrote on the field of international legal history.

DOI 10.1163/15718190-08412p10.

Abstract:
This review article treats the booming scholarship on the history of international law over the past decade. Works with a broader view (1), including the recent big-book syntheses and collective works, are contrasted with monographs (2), from studies of treaties and doctrine, over diplomatic practice to scholarship by historians and, finally, interdisciplinary scholarship. This texts provides a personal panorama of the wide array of scholarly perspectives on a common object: rules recognised in the community or society of states. New insights from history and social sciences, especially the turn to global history, open fresh prospects for ‘traditional’ legal historical research. Studying the encounter between ‘European’ international law and other continents rises our indispensable intercultural awareness. Yet, it should also serve to better understand the specificity of European legal thinking or diplomatic practice, and does not render research on the latter obsolete or redundant.

Fulltext here.

maandag, juni 06, 2016

NEW CORE WORKING PAPER: The Treaties of Utrecht and Norm Hierarchy [Les traités d'Utrecht et la hiérarchie des normes]


The CORE Working Paper series published a text of mine (in French) on the Treaties of Utrecht and Norm Hierarchy, examining into detail the question of Philip V of Spain's renunciation to the French throne.

Abstract:
The act of registration of the lettres patentes of Louis XIV on 15 March 1713, which renounced Philip V’s right to the throne of France and also the rights of the dukes of Berry and Orléans to the throne of Spain, is usually presented as a violation of the fundamental law of indisposability of the Crown. Even with internal implications for France and ensuing contemporary debate that was framed in those terms, it is nonetheless important to highlight its practical juristic logic with regard to international relations. Renunciations marked a vital element in the equilibrium of European state relations and they allowed to avoid excessive concentration of power. The Regency’s diplomacy sought to extend the solutions contained within the Utrecht treaties (11 April 1713) to other cases of potential war, in Italy. As a result, the mentioned registration of renunciation touched upon two conflicts of norms instead of one. On the one hand, the monarch’s lettres patentes conflicted with the lois fondamentales. On the other hand, the law of treaties was at odds with the internal laws of France. Not only the negotiations leading up to the peace treaties, but also the subsequent interpretation of those treaties demonstrate an alternative, apocryphal but coherent, juristic discourse, the understanding of which is indispensable for a proper analysis of their global implications.
The text is an earlier, extended version (written as a Visiting Fellow at the Graduate Institute in Geneva, 2014-2015) of a paper forthcoming in a collective work directed by Nicolas Laurent-Bonne (Clermont-Ferrand) and Xavier Prévost (Bordeaux), Penser l'ordre juridique médiéval et moderne (Lextenso, later on this year). The final version, which will also consider complementary sources, can thus be found there.

See also SSRN: http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=2790983.